woensdag

December.
De koude wind die naar mijn enkels grijpt, naar elk stukje onbedekte huid, ontneemt me de adem. Hij is kil en puur, strijkt over warme lichamen. Het moet nu sneeuwen, denk ik dan. Omdat alles er ingevroren en fris uitziet, iedereen verpakt is. Maar dat doet het niet. De sneeuw van een paar dagen geleden, is nu glad en verraderlijk ijs. Afval dat krampachtig vastgevroren is aan het ijs, vormt een dof mozaiĆ«k doorheen de straten. En dan het elfenstof. Het is elfenstof omdat ik de naam ervan niet ken, maar het eruiziet als glinsterend zand. Wanneer de stralen van de zon er liefkozend over strijken, zie je het dwarrelen. Het elfenstof. Fijn oplichtend, als korrels van een diamant. Het stof glijdt op een koets van wind net boven de grond. Het paradeert, statig en gracieus. Of het vliegt. In vlagen. En de wind, de helse wind kust mijn onberoerde lippen, me steeds herinnerend aan een ontroostbare eenzaamheid

Geen opmerkingen:

Een reactie posten